ZALF, v. (zalven), eene soort van smeersel tot uitwendig geneesmiddel dienende ; in den bijbel, een welriekend smeersel waarmee de Oosterlingen het haar en het lichaam plachten te bestrijken ;
— (spr.) er is geene zalf aan hem te strijken, hij is niet te verbeteren;
— (fig.) dat is een zalfje voor hem, dat zal hem goed doen ;
— een zalfje op de wond, troostmiddel. ZALFJE, o. (-s).