WEEKEN - (weekte, heeft en is geweekt), het harde aan iets ontnemen, week, zacht maken: stokvisch, boonen, erwten weeken;
— (spr.) daar kunt gij uwe boordjes op weeken, daar kunt gij vast op rekenen; die oude vrouw weekt haar brood;
— laten uittrekken (b.v. het zout uit de haring enz.);
— in het water lenig laten worden : teenen, leer weeken;
— roten: vlas, hennep weeken. WEEKING, v. het weeken.