VOORZETTEN - (zette voor, heeft voorgezet), voor (iets anders) zetten, vooruitzetten : het rechterbeen voorzetten ;
— (fig.) zijn beste beentje voorzetten, zijn uiterste best doen;
— de luiken voorzetten, voor de ramen zetten;
— aanbieden: iets aan tafel voorzetten;
— ten toon stellen.