VERZWAKKEN - (verzwakte, heeft en is verzwakt), zwak, zwakker maken of worden: zoo iets verzwakt de oogen, de zenuwen; daarvan verzwakt de maag, het lichaam;
— afnemen: die zieke is erg verzwakt;
— (fig.) doen afnemen : zijn ijver, het verstand verzwakken. VERZWAKKING, v. (-en), het verzwakken; afneming; uitputting. .