VERWOESTEN - (verwoestte, heeft verwoest), vernielen : huizen, den oogst verwoesten; die kwajongens verwoesten alles; zijne gezondheid verwoesten;
— te gronde richten, uitplunderen : de vijanden hebben deze streek verwoest;
— uitmoorden : eene stad te vuur en te zwaard verwoesten. VERWOESTING, v. (-en), vernieling, verdelging, plundering.