Gepubliceerd op 24-02-2020

Vervallen

betekenis & definitie

Het begrip vervallen heeft 3 verschillende betekenissen:

1. vervallen - VERVALLEN - (verviel, is vervallen), bouwvallig worden: dat huis begint te vervallen;
afnemen, verzwakken: zijne krachten vervallen;
verminderen, verarmen : zijne zaken vervallen ; zij zijn de laatste jaren veel vervallen; tot armoede, in schulden vervallen;
— tot zijne ondeugd, tot zijn vroeger ongeregeld leven vervallen, terugkeeren ;
— veroordeeld worden: in boete vervallen;
— (zeew.) op eene plaats komen waar men niet wezen wil, stranden, op eene zandbank loopen ;
— van den eenen eigenaar aan een anderen geraken: dat huis vervalt eens aan mij; goederen die aan de kroon vervallen ;
— afgeschaft, krachteloos worden : die bepaling is bij de nieuwe wet vervallen; uwe veronderstelling is onjuist en dus vervalt uwe geheele redeneering; de rechten der natuur vervallen nooit;
— verstrijken : er zijn reeds twee termijnen vervallen, invorderbaar geworden ;
— die wissel vervalt morgen, moet morgen betaald worden;
— dat pand is vervallen, verbeurdverklaard, wijl het niet binnen den bepaalden tijd gelost is ;
— verjaren: de rechtsvordering is vervallen verklaard;
— afgezet worden : van den troon vervallen verklaren;
— open-, vacant worden : die plaats komt te vervallen.

2. vervallen - VERVALLEN - o. vervaldag, vervaltijd.

3. vervallen - VERVALLEN - bn. (-er, -st), bouwvallig : een vervallen huis;
— vermagerd, afgevallen: er vervallen uitzien ;
— armoedig : in vervallen omstandigheden ;
— verschenen: de vervallen wissels, termijnen ;
— vacant: eene vervallen betrekking. VERVALLENHEID, v.