VERARMEN - (verarmde, heeft of is verarmd), arm maken, worden : zij zijn zeer verarmd; (spr.) wie zijne schulden betaalt, verarmt niet; de oorlog erarmt beide partijen;
— verminderen, bederven : dat goed verarmt (vermindert in waarde) door het liggen; een akker verarmen, uitbouwen, uitputten. VERARMING, v.