VERSCHIETEN - (verschoot, heeft en is verschoten), schietende verbruiken: de patronen, het kruit verschieten ; (spr.) zijn kruit op de musschen verschieten, zijne woorden aan onwaardigen verspillen of aan zulken, die niet hooren willen ;
— men moet niet al zijn kruit in eens verschieten, niet alles zeggen wat men weet, nog iets in voorraad houden, om zijn tegenstander te weerleggen en te overtuigen ;
— snel door elkander werken : koren verschieten, om het broeien of duf worden te voorkomen ;
— de kaarten verschieten, doorschudden;
— van ligplaats veranderen : eene schuit verschieten;
— snel van plaats veranderen : de snoek verschiet; verschietende sterren ;
— voorschieten : geld verschieten; ik zal het u wel verschieten, voor u betalen in afwachting van teruggave ;
— ontbleeken, verbleeken : die kleur zal verschieten ; vaal worden : zijne jas is verschoten;
— van schrik bleek worden, ontstellen : zij verschoot ervan. VERSCHIETING, v. het verschieten (in alle bet.).