Wat is de betekenis van verschieten?

verschieten - Werkwoord 1. ergatief plotseling veranderen ♢ Bij het horen van het onheilsbericht was hij van kleur verschoten. 2. (ov) door oningehouden schieten vertijdig opmaken ♢ Ze hadden de mooiste vuurpijlen al verschoten. Woordherkomst...

verschieten - onregelmatig werkwoord uitspraak: ver-schie-ten 1. je bewegen doordat je plotseling bang wordt ♢ hij verschoot ervan, toen hij haar plotseling zag lopen 2. vaal en bleek worden ♢ d...

schrikken (informeel) Tina was eigenlijk een ongelukje,' bekent de sympathieke Oostenrijkse tijdens een gezellig onderonsje in het spelershome. 'Ik was toen 21, we verschoten ons een hoedje. Maar we hebben meteen beslist om de baby te houden.' (Het Belang van Limburg) Als ge Mama gaat terugzien zal zij een sc...

schrikken. Ik verschiet ervan!

(verschoot, verschoten) in België ook: (doen) schrikken, opkijken van, versteld staan van. Op de griezelige momenten kroop iedereen weg achter zijn jas, of vloog iedereen een halve meter omhoog van het verschieten. - LN, 21-11-2002.

1. Van of m. betr. t. pers. (en dieren): (doen) schrikken, verschrikken, t.w. door een plotseling angstgevoel bevangen (doen) worden en daardoor een onwillekeurige beweging (doen) maken. S.: Ge moet niet bang zijn, zeg! P. V.: O! Ik verschoot alleen maar. Ik ben niet bang. Helemaal niet, TIMMERMANS Z.j. a, 47. Op een anderen keer kwam hij t...

Verschieten is letterlijk: al schietende opmaken. Men zegt: hij heeft al zijn kruit verschoten. Ook is verschieten: snel van plaats veranderen: daar verschiet een ster. Vervolgens wordt verschieten gebruikt voor: verbleken, verflauwen van kleur, oorspronkelijk een schildersterm die betekende dat de dingen die op de achtergrond geschilderd worden do...

(verschoot, is verschoten), uitsteken (deel van een kledingstuk). Keek, of d'r onderjurk geen show maakte. Of haar onderrok niet verschoot, zoals dat heet wanneer 't te zien kwam (Cairo 1981c: 381. - Etym.: AN v. (gezegd van iets met een kleur) = onbedoeld en spontaan van kleur veranderen, SN verleppen( ).

v., forsjitte; (van kleuren) foroarje, forsjitte, -blikke, -skine; (van graan, om broei te voorkomen), nôt-, sie(d)forsjitte; (van vissen in het water), forslaen.