VERBRANDEN - (verbrandde, heeft en is verbrand), door vuur of vlam verteren of verteerd worden : hout, turf tot asch verbranden;
— door branden vernietigen: besmette kleeren verbranden; iem. levend verbranden;
— zengen, schroeien : (spr.) beter hard geblazen dan den mond verbrand, beter grootspreken dan vechten;
— door hitte of inwerking van scherpe en bijtende stoffen benadeelen, bederven: het vleesch, het eten laten verbranden; het gras is door de zon verbrand;
— (gew.) door den schralen wind zijn de blaren der boomen verbrand, verdord, verschrompeld;
— zijn hals en gezicht zijn door de zon verbrand, bruin geworden;
— vitriool verbrandt de huid; het laken is door het sterkwater verbrand, verteerd, ingevreten. VERBRANDING, v. het verbranden (in alle bet.).