Gepubliceerd op 31-08-2018

ASCH

betekenis & definitie

v. (asschen, in fig. zin en als handelsartikel ; potasoh, weedasch enz.); overschot dat bij de verbranding van organische stoffen overbluft: asch van graangewassen bevat altijd kiezelzuur; asch van, eene sigaar: inz. als overblijfsel der stoffen die bepaald als brandstoffen in haard, kachel enz. gebezigd worden kastanjes in de heete asch braden; asch en vuilnis ophalen;

— (fig.) asch is verbrande turf. (gezegd tot iem. die allerlei onderstellingen uitspreekt in volzinnen die beginnen met als (as);
— het is zoo droog als asch, zeer droog;
— ’t vuur smeult onder de asch, (fig.) er heerscht groote ontevredenheid, die wel tot eene uitbarsting (oproer) kan komen
— (w. g.) (spr.) men moet het vuur onder de asch zoeken, niets zonder moeite;
— hout in de asch zagen, het timmerhout verzagen, zoodat het alleen nog als brandhout dienen kan;
— men kan geen vinger in de asch steken, of hij zit er met zijn neus bij, men kan niet het geringste doen, of
... ;
— ik wil er geen vinger voor in de asch steken, ik wil er niet de minste moeite voor doen;
— hij zit tusschen twee stoelen in de asch, hij weet geen besluit te nemen, van verslagenheid weet hij niets te doen;
— in zak en asch (assche) zitten, in diepen rouw gedompeld zijn, in groote verslagenheid neerzitten; (vaak schertsend gebruikt) we zitten hier in zak en asch, want de waterleiding is verstopt;
— overblijfsel van verbrande gebouwen, steden enz. Trojes rookende asch; de stad ligt in de asch;
— eene stad. in de asch leggen, haar verbranden;
— de stad is uit hare asch verrezen, is na den brand weer (schooner) opgebouwd:
— overblijfsel van een verbrand lijk: de asch werd in urnen verzameld;
— (bij uitbreid, in hoogeren stijl) stoffelijk overschot: iemands asch ergens vergaderen, hem aldaar ter aarde bestellen;
—nagedachtenis eens afgestorvenen iemands asch beweenen, ontwijden;
— zijne assche ruste in vrede vrede zij zijner assche zijn stoffelijk overschot (ook zijne nagedachtenis) worde niet ontheiligd.