VENTIEL - o. (-en), luchtklep;
— (muz.) de inrichting om in geluidgevende buizen en pijpen het instroomen en het ontsnappen van de lucht te regelen : ventiel van een orgel, van een hoorn;
— het ventiel van een rijwiel, waardoor lucht in de luchtbanden gepompt wordt;
—BUISJE, o. (-s), gummibuisje aan het ventiel van een luchtband;
—INSTRUMENTEN, o. mv. (muz.) koperen blaasinstrumenten met ventielen;
—KLEP, v. (-pen),, klep in een luchtballon om gas uit te laten;
—KLEPLIJN, v. (-en), koord om eene ventielklep te openen of te sluiten;
—SLANG, v. ventielbuisje.