Regelen - (regelde, heeft geregeld), naar den regel schikken, inrichten, in orde brengen, besturen: zijne zaken regelen;
— alles wil hij regelen, het is een echte bemoeial;
— dat moeten wij samen regelen, de werkzaamheden onderling verdeelen;
— een wel geregeld huis, goed ingericht.