UITBRENGEN - (bracht uit, heeft uitgebracht), naar buiten brengen, geleiden: een gevangene uitbrengen;
— (zeew.) klaarmaken, gereedhouden, buiten boord brengen : een anker , een touw uitbrengen;
— de sloep uitbrengen, strijken;
— een schip uitbrengen, naar zee loodsen;
— openbaarmaken : een rapport uitbrengen; een advies uitbrengen; verslag uitbrengen; een toost uitbrengen, spreken;
— uiten, zich verklaren : eene stem uitbrengen; zijn gevoelen uitbrengen;
— openbaren, verklikken: al zouden de raven het uitbrengen; wie heeft de samenzwering uitgebracht, aan het licht gebracht ? UITBRENGING. v.
