Traag - bn bw. (trager, -st), langzaam, niet voortvarend: traag in het werk, in het eten; lui: trage jongens ; de ezel is hier te lande traag; zij is traag in het schrijven, zij schrijft niet vaak; (spr.) de een traag, de ander graag. TRAAGHEID, v. langzaamheid ; luiheid; (nat.) volhardingsvermogen, inertie.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk