Terras - o. (-sen), aardheuvel, verhevenheid van opgeworpen aarde met graszoden bedekt;
— (vest.) aardwal;
— terrasland;
— verhoogd terrein voor een huis ; op het terras voor het badhuis zitten;
— . plat dak van een huis; (schild.) voorgrond. TERRASJE, o. (-s).