Teelt - v. het voortplanten, telen: een stier die goed voor de teelt is;
— die kip legt voor de derde teelt, is in haar derden leg;
— kweeking (van vruchten enz.): de ooftteelt;
— het getooide : de jonge dieren, runderen, bijen, visschen; de geteelde planten;
— tijd dat de visschers op de haringsvangst zijn, inz. hetgeen zij gevangen hebben : eene slechte teelt.