Tappen - (tapte, heeft getapt), door een tap laten uitvloeien: bier, wijn tappen;
— (spr.) uit een ander vaatje tappen, een toontje lager zingen, heel anders praten;
— wijn en sterken drank in het klein verkoopen: hier wordt getapt; (spr.) tap hem, maar borg hem niet, wantrouw hem;
— hij is daar niet getapt, hij is daar niet geacht, men ziet hem liever gaan dan komen;
— uien, moppen tappen, vertellen;
— herberg houden: hij tapt tegenwoordig;
— (heelk.) een lijder aan waterzucht van het overtollige water ontlasten;
— electriciteit tappen, door eene inrichting electr. energie uit een kabel weten te verkrijgen, zonder daarbij aangesloten te zijn;
— (gemeenz.) een draad tappen, op die wijze een telegram weten af te luisteren.