Stoelgang - m. (fig.) ontlasting: behoorlijken stoelgang hebben;
...KLEED, o. (-en), overtrek, hoosje;
...KUSSEN, o. (-s);
...PLANK, v. (-en), (bouwk.) muurbekleeding met eene enkele plank, 12 à 15 cM. breed, ter hoogte van de bovendeelen der daartegen te plaatsen stoelen (zoowel tegen den muur als onder het behang);
...ROGGE, v. winterrogge die breed uitstoelt;
...SCHEI, v. (-en), schei of dwarslat in de rugleuning van een stoel.