Gepubliceerd op 22-11-2018

Plaatsen

betekenis & definitie

Plaatsen (plaatste, heeft geplaatst), eene plaats geven aan, stellen, zetten: waar zullen wij de piano plaatsen?; zijne gasten met overleg plaatsen;

— een nieuweling op school in de 8ste klasse plaatsen, hem daar laten medeleeren;
— iem. op den troon plaatsen, tot vorst verkiezen;
— hij plaatste zich naast mij, aan de deur, nam daar plaats;
— de tijd, waarin wij den zondvloed plaatsen, ons denken;
— (fig.) ik kan dat van hem niet plaatsen. niet billijken, niet zetten;
— eene advertentieplaatsen, in de krant doen opnemen;
— zijn geld goed, voordeelig plaatsen, beleggen;
— een handelsartikel plaatsen, verkoopen;
— (fig.) zijn hart is goed geplaatst, hij heeft eene goede inborst;
— men moet wel toezien, waar men zijne vriendschap plaatst, aan wien men haar schenkt;
— dienstboden plaatsen, aan eene betrekking helpen;
— ik kan nog iem. plaatsen, in mijn dienst nemen;
— iem. plaatsen, eene betrekking verschaffen;
— hij is eindelijk geplaatst, heeft eindelijk eene betrekking;
— zijn zoon bij de administratie geplaatst zien te krijgen, trachten dat hij daar eene betrekking krijgt;
— hij heeft al zijne kinderen goed weten te plaatsen, aan eene goede betrekking geholpen. PLAATSING, v. (-en), het plaatsen.