STEIGER - m. (-s), aanlegplaats (op paalwerk) voor schepen ;
— steigerschuit met daarop rustende brug;
— stellage, stelling in de hoogte, om huizen te kunnen bouwen of herstellen: een steiger oprichten, afbreken;
— een vliegende steiger, eene soort van steiger, door huisschilders veel gebruikt, die aan de dakgoot opgehangen wordt en daarlangs voortbewogen kan worden. STEIGERTJE, o. (-s).