STEENZAAD - o. (plantk.) een plantengeslacht, (lithospermum) tot de familie der ruwbladigen behoorende, waarvan twee soorten bij ons in ‘t wild worden aangetroffen ; het gemeene steenzaad of glad parelkruid (L. officinale) en het akkersteenzaad of ruw parelkruid (L. arvense); zaad van het parelkruid;
...ZAAG, v. (...zagen), zaag om steen, marmersteen of zandsteen te zagen;
...ZAGER, m. (-s);
...ZAGERIJ, v. het steenzagen ;
— (-en), werkplaats der steenzagers.;
...ZILVER, o. zeer poreus zilver uit Zuid-Amerika, ontstaan door de verdamping van het kwikzilver uit het amalgama;
...ZOUT, o. (-en), hardste soort van zout, een sedimentair gesteente;
...ZOUTGROEF, v. (...ven), plaats waar men steenzout graaft;
...ZOUTLAAG, v. (...lagen), laag van steenzout in den grond;
...ZUIGER, m. (-s), steenkruiper, kruiper, snotolf;
...ZUUR, o. (...zuren), (scheik.);
...ZWALUW, v. (-en), gier- of torenzwaluw;
...ZWEER, v. (...zweren), (geneesk.) steenpuist.