SLUIPER - m. (-s), die sluipt; indringer; (fig.) veinzaard;
— een sluiper of sluipertje maken, zich heimelijk (van een bezoek) verwijderen;
— (timm.) eene soort van dunnen, langen spijker. SLUIPSTER, v. (-s), zij die sluipt, indringster, geveinsde.