SLEUTELPIJP - v. (-en), het holle pijpje onder den baard van een sleutel, waarin de pin van het slot gaat;
...PLAATJE, o. (-s),
...PLANKJE, o. (-s), beenen plaatje, plankje aan de sleutels bevestigd, waarop vermeld is voor welke sloten de sleutels dienen;
...REEKS, v. (-en), sleutelbos;
...
REESEM, m. (-s), (gew.) sleutelbos;
...RIEM,
...RING, m. (-en), riem of ring waaraan sleutels hangen;
...RING, m. (-en), het bovenste gedeelte van een sleutel;
...SCHACHT, v. (-en), dat gedeelte van een sleutel, dat den sleutelbaard met den sleutelring verbindt;
...SCHILD, o. (-en), plaatje op het slot, waarin het sleutelgat is;
...STAD, v. Leiden, met twee gekruiste sleutels in het stadswapen ;
...STUK, o. (-ken), (scheepsb.) wigvormig aanvullingsstuk dat met kracht tusschen de wrangen der verschillende spanten zoowel in ’t midden als aan de uiteinden wordt ingedreven, om ze op vereischten afstand te houden.