Gepubliceerd op 06-12-2018

SCHUURDEUR

betekenis & definitie

SCHUURDEUR - v. (-en), deur eener schuur; groote deur: hij heeft een mond als eene schuurdeur;

— (fig.) zijne schuurdeur weer openzetten, een grooten mond opzetten;
...DOEK, m. (-en), schuurlap ;
...GEREI, o.,
...GOED, o. alles wat tot het schuren dient, inz. soorten van schuurzand;
...HOK, o. (-ken), hok, plaats waar geschuurd wordt, inz. het vaatwerk der melkboeren ;
...KAMER, v. (-s), schuurvertrek;
...LAP, m. (pen), lap om mede te schuren;
...LINNEN, o. linnen met glas of amaril bekleed om daarmede roestvlekken weg te schuren of hout glad te wrijven.

< >