Schemering - v. (-en), zonlicht door de dampkringslagen boven ons naar de aarde teruggekaatst, wanneer de zon reeds (of nog) onder de kimmen is : avond-, morgenschemering;
— de schemering valt, het wordt avond ;
— in de schemering zitten, nog geen kunstlicht aanwenden, wanneer het daglicht verdwijnt ; de schemering duurt ’s zomers lang;
— de sterrenkundige schemering duurt tot de zon 16° beneden de kim is gedaald; de burgerlijke schemering, zoolang men zonder kunstlicht zien kan.