Schemering
v. (-en), 1. het heersen van half, flauw of zwak licht; bep. van het zonlicht dat door de dampkringslagen boven ons naar de aarde teruggekaatst wordt wanneer de zon reeds (of nog) onder de kim is (avond-, morgenschemering): de schemering valt, het wordt avond; — tijd tussen licht en donker: de schemering duurt 's zomers...