Synoniemen zoeken
Synoniem van scheiden
Synoniem van 'n ander trefwoord

Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
scheiden
scheiden - [ov.ww] iets apart nemen of plaatsen. Het onderwerp kan een persoon of een zaak zijn. Afbreken is: iets van iets anders scheiden door het te breken; het onderwerp is een persoon. Iets afbreken door te knijpen heet afknijpen. Ook afscheiden (van) heeft een persoon als onderwerp; men scheidt een deel van een groter geheel af; een stof kan bijvoorbeeld uit een oplossing of een mengsel worden afgezonderd. Het goede en het ware kunnen van het slechte en het onware worden geschift.

Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Scheiden
Den samenhang verbreken. Bij scheiden (behalve in den zin van vertrekken) wordt gelet op de beide deelen, waarvan de samenhang verbroken wordt. Afscheiden is sterker; daarbij heeft men meer bepaald het oog op dat eene deel, hetwelk van het geheel afgenomen wordt. Ditzelfde geldt ook van afzonderen, doch met de bijbedoeling, dat het afgescheiden deel tot een bepaald doel afzonderlijk wordt gehouden. De schapen van de bokken scheiden. Van de zijnen afge¬scheiden, en geheel alleen onder vreemden, gevoelt hij zich volstrekt niet op zijn gemak. Wilt ge niet eene kleinigheid voor dat liefdadig doel af¬zonderen ?

Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
scheiden
scheiden - regelmatig werkwoord
uitspraak: schei-den
1. ze niet samen laten blijven
♢ je moet het eiwit van de dooier scheiden
2. het huwelijk beëindigen
♢ mijn ouders zijn gescheiden
3. in delen uiteen gaan
♢ hier scheiden onze wegen zich
Algemene uitdrukkingen:
1. tot de dood ons scheidt
[ons uit elkaar haalt]
Regelmatig werkwoord: schei-den
ik scheid
jij/u scheidt
hij/zij scheidt
wij/zij/jullie scheiden
ik/jij/u/hij/zij scheidde
wij/zij/jullie scheidden
hij is/heeft gescheiden
de/het/een gescheiden ....
Synoniemen
losmaken, opsplitsen, splitsen, vertakken
Tegenstellingen
combineren, huwen, samenvoegen, trouwen, verenigen