Rozig - bn. (-er, -st), opgezet, ontstoken, gezwollen (van het aangezicht): varkensvleesch en spek zijn nogal rozig, bevorderen de rozigheid ;
— frisch, bekoorlijk als de rozen : een rozig meisje ; haar rozige wangen en rozigen mond. ROZIGHEID, v.
Gepubliceerd op 29-11-2018
betekenis & definitie
Rozig - bn. (-er, -st), opgezet, ontstoken, gezwollen (van het aangezicht): varkensvleesch en spek zijn nogal rozig, bevorderen de rozigheid ;
— frisch, bekoorlijk als de rozen : een rozig meisje ; haar rozige wangen en rozigen mond. ROZIGHEID, v.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: