BEKOORLIJK, bn. bw. (-er -st). door groote aantrekkelijkheid, schoonheid een aangenamen indruk makende een bekoorlijke streek, landschap; van eene innemende schoonheid: een bekoorlijk meisje, kopje.
BEKOORLIJKHEID, v. (...heden), innemende schoonheid, inz. van meisjes en jonge vrouwen;
— de bekoorlijkheiden eener vrouw, haar ,,charmes.”