Rondvliegen - (vloog rond, hoeft en is rondgevlogen), vliegen langs den omtrek van iets, rondom iets : de jonge kanarie is de kamer rondgevlogen, en daarna door het raam ontsnapt; de uil vloog om de kaars rond;
— zonder bepaald doel in verschillende richtingen vliegen: wat vliegen de zwaluwen vandaag hier rond ;
— met groote snelheid rond iets heen loopen of rijden : de paarden vlogen het renperk rond;
— in woeste vaart zeer snel zich om een middelpunt bewegen : door den hevigen wind vlogen de molenwieken rond;
— in woeste vaart heen en weder loopen en rennen: die jongens vliegen weer in den tuin rond ; de paarden vlogen rond in de weide.