Gepubliceerd op 29-11-2018

Rondgaan

betekenis & definitie

Rondgaan - (ging rond, is rondgegaan), gaan langs den omtrek van het aangewezen voorwerp, rond iets heen gaan : hij ging het huis, den tuin, de zaal rond;

— in de rondte gaan: de wijzers gaan rond ; het rad ging nog eenige malen rond ;
— in de rondte om iets heen gaan, zoodat men op het punt van uitgang terugkomt: hij ging de stad driemaal rond ;
— verteld worden : er gaat een praatje rond:
— binnen eene aangewezen ruimte her- en derwaarts omloopen: de rouwklagers zullen in de straten rondgaan;
— willen we nog een straatje rondgaan ?, nog een paar straten omloopen?;
— naar ieder binnen zekeren kring gaan: de dames gaan met eene lijst voor de ongelukkige weduwe rond ;
— van den een aan den ander doorgeven, zoodat beurtelings ieder het heeft: laat de platen, de preparaten eens rondgaan, dan kunnen allen ze eens bezien ;
— inz. van een glas of beker, die aan de tafel bij dischgenooten van hand tot hand wordt overgereikt: den beker laten rondgaan.