RATTESTAART m. (-en), staart van eene rat;
— staart van een ander dier waarvan de wol of het haar af is , zoodat die op een rattestaart gelijkt;
— soort van schaap met zulk een kalen staart;
— paardenziekte waarbij de staartharen uitvallen;
— (wev.) plaats in het laken met te lang haar;
— (timm.) eene zeer kleine ronde vijl die bij het afwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen gebezigd wordt;
— (dierk.) zeker raderdiertje, dat een ovaal lichaam heeft; gekielde rattestaart,