Gepubliceerd op 22-11-2018

Rakel

betekenis & definitie

RAKEL m. (-s), rakelijzer; (Zuidn.) hark; (spr. Zuidn.) een rakel en een spriet is altijd iet, maar twee sprieten zijn twee nieten, wanneer de vrouw spaarzaam is en de man een verkwister, dan blijft er nog wel iets over, maar wanneer zij beiden kwistig zijn, blijft er niets over. RAKELTJE, o. (-s).

< >