RABBELKOUS m. en v. (-en), rabbelaar, rabbelaarster;
...SCHRIFT, o. zeer slecht en onleesbaar schrift;
...TAAL, v. verbasterde taal, koeterwaalsch;
...ZAK, m. en v. (-ken), iemand die haast altijd rabbelt, die alles afrabbelt; (Zuidn.) hij zit leelijk in den rabbélzak, is haast altijd ziek; (ook) hij heeft veel tegenspoed.