RABARBER v. een zeer talrijk plantengeslacht (rheum), tot de familie der veelknoopigen behoorende, waarvan verschillende soorten uit haar oorspronkelijk vaderland naar ons land zijn overgebracht, omdat de maagsterkende en buikzuiverende wortel veel in de geneeskunde gebruikt wordt; (in ’t bijz.) de wortel en het daaruit bereide middel in den vorm van poeier: rabarber innemen;
— hij schijnt wel rabarber gegeten te hebben, (scherts.) hij is erg aan de diarrhee.