Raadsel o. (-en, -s), iets waarvan de zin of beteekenis te zoeken is : een letterraadsel; een figuurraadsel, een rebus;
— iemand raadsels opgeven;
— een raadsel oplossen, de beteekenis ervan vinden;
— (fig.) ophelderen (eene duistere zaak);
— (fig.) dat is voor mij een raadsel, dat begrijp ik niet;
— zijn gedrag is en blijft mij een raadsel, ik kan zijne beweegredenen niet doorgronden;
— hij spreekt altijd in raadselen, men weet nooit wat hij bedoelt;
— de zaak is nog in raadselen gehuld, is nog duister;
— den sleutel tot het raadsel vinden, de verklaring ervan;
— je moet iemand niet langer met raadselen ophouden, zeg mij liever dadelijk de waarheid, wat je bedoelt, enz. RAADSELTJE, o. (-s).