Oplossen (loste op, heeft en is opgelost), (scheik.) eene vaste, vloeibare of gasvormige stof met eene vloeistof tot een vloeibaar homogeen mengsel vereenigen : zout in water, goud in koningswater oplossen; ammoniakgas in water oplossen;
— suiker lost in water op, kan daarin opgelost worden;
— een raadsel, tene vraag oplossen, verklaren, duidelijk maken, ophelderen ; eene som., vergelijking oplossen, uitwerken; een bezwaar, moeilijkheden oplossen, uit den weg ruimen;
— een geschil, een twist oplossen, tot een bevredigend einde brengen, bijleggen; de deelen van iets vinden en aanwijzen; opgelost worden, sterven: (muz.) eene dissonant oplossen, haar laten overgaan tot eene consonant.