Ploeghak v. (-ken), werktuig om het ploegijzer te reinigen, in sommige streken ook ploegstoker geheeten;
...HOUT, o. (-en), hout waaraan het ploegijzer vastzit;
...IJZER, o. (-s), kouter;
...JONGEN, m. (-s), jonge boer die den ploeg door het land stuurt:
...KNAAP, m. (...knapen), deel van een wielploeg, waarop de lijn rust;
...KOUTER, o. (-s), ploegijzer;
...LAND, o. (-en), bouwland;
...LOON, o. (-en), loon voor het ploegen.