Parket o. (-ten), afgesloten ruimte, vertrek; (fig.) iem. in het parket, in een moeilijk, een lastig parket brengen, in het nauw, in een moeilijk, een lastig geval;
— eene afgezonderde, ingesloten ruimte in gerechtszalen, waar de rechters gezeten zijn en de advocaten hunne plaats hebben; de mannen van het parket, de rechters en advocaten; (bij uitbr.) ook voor die personen zelven gebezigd, b. v. : en wat beweert nu het parket ?;
— (in een schouwburg) ruimte tusschen de stalles en het parterre;
— (beursterm) afgesloten plaats op de beurs voor de makelaars.