Gepubliceerd op 22-11-2018

Overgeven

betekenis & definitie

Overgeven (gaf over, heeft overgegeven), iem. iets overreiken: geef hem dat boek eens over;

— iem. iets ter hand stellen: ik heb hem zelf den brief overgegeven;
— (fig.) overdragen, in handen geven: iem. de leiding der zaak, van het kantoor overgeven;
— aan iemands zorg toevertrouwen : een advokaat een geschil overgeven;
— zich onderwerpen aan eene uitspraak, eene beslissing;
— laten varen, afzien van: zijne aanspraken overgeven;
— (zeew ) verliezen: geen wind overgeven;
— in iemands macht of heerschappij geven: iem. aan de politie overgeven; de sleutels der stad overgeven; de stad gaf zich zonder slag of stoot, op genade en ongenade over;
— zich gevangen geven: de heele compagnie gaf zich over, ik geef mij over, ik geef ’t u gewonnen, (ook) ik kan ’t niet raden;
— zich aan den drank, het spel, den wellust overgeven, daaraan verslaafd raken, daardoor zich laten beheerschen:
— zij gaf zich geheel aan hem over, hij mocht met haar doen wat hij wilde;
— braken, spuwen, kotsen: de zieke heeft reeds tweemaal overgegeven;
— (gemeenz.) hij wordt wel kwalijk, maar geeft niet over, hij maakt wel eens vertoon van medelijden, maar hij geeft nooit iets. OVERGEVING, v. (-en), het overgeven.