Overeenstemmen (stemde overeen, heeft overeengestemd), dezelfde stem, denzelfden toon hebben: de viool met de piano stemmen niet overeen;
— gelijk zijn aan: hunne verklaringen stemmen niet overeen;
— bij elkander behooren: zijne woorden stemmen niet overeen met zijne handelingen; hunne karakters stemmen goed overeen;
— van hetzelfde gevoelen zijn, ééns denken: in één opzicht stemmen wij overeen.