Gepubliceerd op 22-11-2018

Oproer

betekenis & definitie

Oproer o. (-en), de storm brengt de zee in oproer, in onstuimige beweging; de heele natuur was in oproer, de natuurkrachten (storm, aardbeving, uitbarstingen van vulkanen enz.) waren heftig in beweging; (fig.) groot rumoer, leven, getier;

— inz. verstoring der openbare rust, teweeggebracht door een volkshoop, die de veiligheid van personen of goederen aantast, of in vereeniging de vervulling van plichten weigert, waartoe men door de Staatswet gebonden is, of gewelddadig inbreuk maakt op het recht der regeering om straf uit te oefenen of andere aan deze toekomende handelingen uit te voeren : een oproer is daar ontstaan; em oproer dempen.