Opgeld o. (-en), geld, dat men boven de waarde van eene muntsoort ontvangt of betaalt; geld dat meer dan het verschuldigde ontvangen of betaald wordt, agio, surplus;
— (bij verkoopingen) percentsgewijze bijbetaling; opgeld doen, meer waard zijn dan het vastgestelde bedrag; (ook fig.) opgang maken, veel aftrek vinden : die meening doei thans opgeld.