Openstellen (stelde open, heeft opengesteld), openen, openzetten : ik stel mijn huis voor u open, gij naoogt komen, wanneer gij wilt;
— den handel openstellen, gelegenheid geven om vrij en ongehinderd handel te drijven;
— havens openstellen;
— de gelegenheid tot iets openstellen, er gelegenheid toe geven.