Gepubliceerd op 22-11-2018

Openen

betekenis & definitie

Openen (opende, heeft geopend), openmaken wat gesloten is : eene deur, een venster openen;

— eene fiesch openen, ontkurken;
— eene ader openen, om bloed af te tappen;
— een lijk openen, om te onderzoeken, waaraan de dood is toe te schrijven;
— (verv.) de kuip openen, uit de klaargemaakte kuip met verf beginnen te verven;
— den grond openen, ontginnen;
— een handelsweg openen;
— de gelederen openen, de rijen op afstanden van elkander plaatsen;
— de armen openen, uitbreiden;
— iem. de oogen openen, hem. zijne dwaling doen inzien, hem den waren stand van zaken doen kennen;
— iem. het vooruitzicht openen, hem iets in uitzicht stellen;
— daar opende zich hem een heerlijk verschiet; iem. den mond openen, hem aan ’t spreken brengen;
— een testament openen, lezen wat daarin vermeld is;
— iem. zijn hart openen, zijn volle vertrouwen schenken;
— (gen.) het lichaam openen, de verstopping wegnemen;
— de schrift openen, uitleggen;
— iem. een krediet openen, verleenen;
— eene inschrijving, de inteekening op iets openen, de gelegenheid daartoe openstellen;
— beginnen, een aanvang doen nemen: een wirücel, eene school, eene fabriek openen; het bal openen;
— eene vergadering, de Staten-Generaal openen, verklaren dat zij met hare werkzaamheden kan aanvangen:
— den veldtocht openen, mot de vijandelijkheden een aanvang maken;
— het vuur openen, beginnen te schieten;
— toen opende zich een nieuw tijdperk in de letterkunde;
— (hand.) raapolie opende flauw, doch sloot vaster, aan het begin van den beurstijd was de markt flauw; zich openen, opengaan ; de bloemen openen zich.