Openleggen (legde, leide open, heeft opengelegd. -geleid), iets wat neergelegd wordt of is openen : een boek openleggen, zoodat er in gelezen kan worden;
— blootleggen, openen: een beerput openleggen, den deksteen wegnemen van de opening waardoor hij geruimd wordt;
— (ftg.) blootleggen, duidelijk maken : de zaak, het geval openleggen;
— (naaist.) een naadje openleggen, openvouwen, openstrijken.