Gepubliceerd op 30-08-2018

Ader

betekenis & definitie

ADER v. (-en, -s), ook saamgetrokken AȂR, (aren), vliezige buis in het lichaam van menschen en vele dieren waardoor het bloed uit de verschillende lichaamsdeelen naar het hart terugstroomt;

— (plantk.) de fijnere vertakkingen der bladnerven;
— nauwe doorgang in de aardkorst waaruit het water opwelt, dat strekt om bronnen en putten te voeden;
— kleine smalle stroompjes;
—(fig.) bron (van tranen, van den stroom der poëzie, der wijsheid enz.); oorsprong, oorzaak : bronader, dichtader; God is aller dingen bron en ader;
— (delfst.) een betrekkelijk lang en smal gedeelte aardkorst, dat erts of eene andere delfstof bevat: goudader;
— bochtige of kronkelende streep in steen, hout of andere vaste stoffen : fraai geaderd marmer;
— in- of opgelegde smalle reepjes verschillend gekleurd hout ter versiering aangebracht: eene fraaie biljartkeu met aderen van verschillende kleuren, met aderen ingelegd;
— (electrotechniek) een met eene isoleerende stof omgeven draad in een kabel.