bn. bw. (-er, -st), niet verbroken kunnende worden : door een onverbrekelijken band verbonden; (fig.) de onverbrekelijke echt;
— bw. zonder eenigszins inbreuk te maken op datgene waartoe men gehouden is : hij verklaarde zich onverbrekelijk gehouden naar uitroeiing der ketterij te streven. ONVERBREKELIJKHEID, v.