Wat is de betekenis van onverbrekelijk?

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

onverbrekelijk

onverbrekelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: on-ver-bre-ke-lijk 1. niet los te maken ♢ die twee hebben een onverbrekelijke band Bijvoeglijk naamwoord: on-ver-bre-ke-lijk de/het onverbrekelijke ... Syn...

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Onverbrekelijk

bn. bw. (-er, -st), 1. niet verbroken kunnende worden: door een onverbrekelijke band verbonden; de onverbrekelijke echt; 2. bw., zonder enigszins inbreuk te maken op datgene waartoe men gehouden is : hij verklaarde zich onverbrekelijk gehouden naar uitroeiing der ketterij te streven.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

onverbrekelijk

bn., bw. (niet verbroken kunnende worden): een onverbrekelijke verbintenis, een onverbrekelijke band van vriendschap; hij belooft zijn woord onverbrekelijk te houden.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

onverbrekelijk

(onvər'bre:kələk) bn. en bw. (-er, -st) niet verbroken kunnende worden : een -e band, echt; gehouden.

2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

onverbrekelijk

bn. en bw. (-er, -st), 1. niet verbroken kunnende worden: door een onverbrekelijke band verbonden; 2. bw., zonder enige restrictie: hij verklaarde zich met die zaak verbonden.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Onverbrekelijk

bn. bw. (-er, -st), niet verbroken kunnende worden : door een onverbrekelijken band verbonden; (fig.) de onverbrekelijke echt; — bw. zonder eenigszins inbreuk te maken op datgene waartoe men gehouden is : hij verklaarde zich onverbrekelijk gehouden naar uitroeiing der ketterij te streven. ONVERBREKELIJKHEID, v.